30 O mijn volk Juda, degenen van u die de verschrikkingen van het beleg hebben overleefd, zullen weer uitgroeien tot een groot volk, uw wortels zullen diep in de grond dringen en veel vrucht dragen.
31 Een overblijfsel van mijn volk zal in Jeruzalem weer op krachten komen. De Here, die alle macht heeft en trouw is, zal dat zo laten gebeuren.
32 Mijn bevel aangaande de koning van Assyrië luidt dat hij deze stad niet zal binnenkomen. Hij zal niet voor de stad staan met een schild, geen wal tegen de stadsmuur opwerpen en zelfs geen pijl de stad inschieten.
33 Hij zal terugkeren langs dezelfde weg waarlangs hij kwam,
34 want Ik zal deze stad verdedigen en bevrijden omwille van Mijzelf en omwille van mijn dienaar David.’
35 Diezelfde nacht doodde de Engel van de Here honderdvijfentachtigduizend man van het Assyrische leger en de volgende morgen lag de hele omgeving vol met lijken.
36 Koning Sanherib keerde daarop terug naar Ninevé en hij kwam nooit meer terug.