11 Nebukadnezar kwam na het begin van het beleg zelf naar Jeruzalem
12 en koning Jojachin, al zijn dienaren en de koningin-moeder gaven zich aan hem over. Jojachin werd gevangengenomen in het achtste jaar van Nebukadnezars bewind.
13 De Babyloniërs haalden alle schatten uit de tempel en het koninklijk paleis en namen alles mee naar Babel. Ook al het goud dat koning Salomo op bevel van de Here in de tempel had aangebracht, haalden zij weg.
14 Koning Nebukadnezar maakte tienduizend inwoners van Jeruzalem tot gijzelaar, met alle prinsen, de beste soldaten, timmerlieden en smeden. Zo bleven slechts de allerarmsten in het land achter.
15 Nebukadnezar nam koning Jojachin, zijn vrouwen en dienaren en de koningin-moeder mee naar Babel.
16 Tevens nam hij zevenduizend strijdbare mannen en duizend timmerlieden en smeden mee. Alle achtduizend waren sterk en geschikt om te vechten in oorlogstijd.
17 Als nieuwe koning voor het achtergebleven volk wees Nebukadnezar koning Jojachins oom Mattanja aan en hij veranderde diens naam in Zedekia.