1 Zijn zoon Josafat werd zijn opvolger en vergrootte zijn macht tegenover Israël.
2 Hij plaatste garnizoenen in alle versterkte steden van Juda, op diverse andere plaatsen in het land en in de steden van Efraïm die zijn vader had veroverd.
3 De Here steunde Josafat omdat hij op dezelfde wijze leefde als zijn voorvader David en geen afgoden vereerde.
4 Hij gehoorzaamde de geboden van de God van zijn vader, wat niet kon worden gezegd van de mensen over de grens in Israël.