8 Terwijl Jehu de familieleden en vrienden van Achab opspoorde en doodde, ontmoette hij de neven van koning Ahazia en de leiders van Juda en doodde ook hen.
9 Daarna gingen de mannen van Jehu op zoek naar Ahazia en vonden hem in de stad Samaria, waar hij zich had verborgen. Zij brachten hem naar Jehu, die hem doodde. Desondanks kreeg Ahazia een normale begrafenis, want hij was tenslotte een kleinzoon van koning Josafat, een man die de Here met toewijding had gediend. Niemand van Ahazia's familie was in staat om het koningschap over te nemen.
10 Toen Ahazia's moeder Athalia hoorde dat haar zoon dood was, liet zij alle zonen van het koningshuis van Juda doden.
11 Maar Josabath, een dochter van koning Joram en dus een zuster van Ahazia, haalde Ahazia's zoon Joas weg bij de zonen die zouden worden gedood en verstopte hem met een verzorgster in een beddenkamer. Deze Josabath was de vrouw van de priester Jojada. Zo kon Athalia de kleine Joas niet doden.
12 Zes jaar lang bleef Joas in de tempel verborgen, terwijl Athalia als koningin regeerde.