1 De inwoners van Juda kroonden hierna Amazia's zestienjarige zoon Uzzia tot hun nieuwe koning.
2 Na zijn vaders dood herbouwde hij de stad Elat en voegde deze bij Juda.
3 In totaal regeerde hij tweeënvijftig jaar over Juda vanuit Jeruzalem. Zijn moeder heette Jecholia en kwam uit Jeruzalem.
4 Hij volgde het voorbeeld van zijn vader Amazia en was in de ogen van de Here een goede koning.
5 Tijdens Zacharia's leven deed Uzzia steeds zijn best zoveel mogelijk naar Gods wil te leven. Zacharia was een man die leefde vanuit een diep ontzag voor God. En zolang de koning deed wat God van hem verlangde, ging alles voorspoedig, want God zegende hem.
6 Hij verklaarde de Filistijnen de oorlog en maakte de muren van de stad Gath met de grond gelijk. Hetzelfde deed hij met Jabné en Asdod. Daarna bouwde hij nieuwe steden in het gebied van Asdod en in andere delen van het Filistijnse land.