10 Boodschappers trokken van stad naar stad door Efraïm en Manasse, tot Zebulon toe. Maar in de meeste gevallen werden zij uitgelachen en bespot.
11 Toch waren er wel leden van de stammen van Aser, Manasse en Zebulon die tot inkeer kwamen en naar Jeruzalem gingen.
12 Maar in Juda voelde iedereen een sterk, door God ingegeven verlangen om aan de oproep gehoor te geven die God door de koning en zijn mensen had gegeven.
13 En zo verzamelde zich in de tweede maand een enorme menigte in Jeruzalem voor de viering van het Feest van de Ongezuurde Broden.
14 Men ging aan het werk, verwoestte alle heidense altaren in Jeruzalem, haalde de reukwerkaltaren omver en gooide alles in de Kidron.
15 Op de veertiende dag van de tweede maand slachtten de mensen hun paaslammeren. De priesters en de Levieten schaamden zich dat zij zich niet beter hadden voorbereid, zij heiligden zichzelf en brachten de brandoffers de tempel binnen.
16 Zij stonden op de plaatsen die hun waren aangewezen in de wet van Mozes, de man van God, en de priesters sprenkelden met het bloed dat zij van de Levieten kregen aangereikt.