25 Hizkia reageerde echter niet dankbaar op de vriendelijkheid van anderen, want hij was trots geworden. Daarom werd God toornig op hem en op Juda en Jeruzalem.
26 Maar uiteindelijk vernederden Hizkia en de inwoners van Jeruzalem zich, zodat zij tijdens het leven van Hizkia niet werden getroffen door de toorn van de Here.
27 Hizkia werd rijk en stond overal hoog in aanzien. Hij moest speciale schatkamers laten bouwen voor zijn zilver, goud, waardevolle stenen, specerijen, schilden en kostbare voorwerpen.
28-29 Tevens bouwde hij een groot aantal pakhuizen voor zijn koren, nieuwe wijn en olijfolie, grote stallen voor al zijn dieren en kooien voor de grote kudden schapen en runderen die hij bezat. Verder kreeg hij vele steden in bezit, want God gaf hem grote rijkdom.
30 Ook damde Hizkia de bovenste bron van Gihon af en leidde het water via een kanaal naar het westelijk deel van de Stad van David in Jeruzalem. Alles wat hij deed, ging goed.
31 Toen echter afgevaardigden uit Babel arriveerden om met eigen ogen het wonder van zijn welvaart te zien, liet God hem zijn eigen gang gaan om hem op de proef te stellen en er achter te komen hoe hij werkelijk was.
32 De rest van de levensgeschiedenis van koning Hizkia en al zijn goede daden zijn beschreven in het boek van de profeet Jesaja, de zoon van Amoz, en in het Boek van de Koningen van Juda en Israël.