13 In navolging van de wet van Mozes roosterden zij daarna de paaslammeren op het vuur en kookten de andere heilige offers in potten, ketels en pannen, die daarna snel naar de buiten wachtende mensen werden gebracht om op te eten.
14 Daarna maakten de Levieten de maaltijd voor zichzelf en de priesters klaar, want zij waren tot 's nachts druk bezig geweest met het offeren van de brandoffers en het vet.
15 De zangers, allemaal nakomelingen van Asaf, stonden op hun plaatsen en handelden volgens aanwijzingen die eeuwen eerder waren opgesteld door koning David, Asaf, Heman en Jeduthun, de profeet van de koning. De poortwachters bewaakten de toegangen en hoefden hun posten niet te verlaten, omdat hun broeders, de Levieten, hun de maaltijden kwamen brengen.
16 De hele Pesach-ceremonie had op die ene dag plaats. Alle brandoffers waren op het altaar van de Here geofferd, precies zoals koning Josia had bevolen.
17 Allen die in Jeruzalem aanwezig waren, namen deel aan de Pesachviering, die werd gevolgd door de viering van het Feest van de Ongezuurde Broden. Zo bleef het zeven dagen achterelkaar feest.
18 Sinds de tijd van de profeet Samuël was Pesach niet meer zo gevierd, geen enkele koning van Israël kon in dit opzicht met koning Josia wedijveren. Nog nooit eerder hadden zoveel priesters, Levieten en inwoners van Jeruzalem, Juda en Israël aan de viering deelgenomen.
19 Dit alles gebeurde in het achttiende regeringsjaar van koning Josia.