1 Het volk van Israël koos Josia's zoon Joahaz tot nieuwe koning.
2 Hij was drieëntwintig jaar toen hij aan het bewind kwam, maar hield het slechts drie maanden vol.
3 De koning van Egypte zette hem af en legde Juda een jaarlijkse belasting op van drieduizend kilo zilver en dertig kilo goud.
4 Koning Necho van Egypte benoemde Eljakim, de broer van Joahaz, tot nieuwe koning van Juda. Eljakims naam werd daarbij veranderd in Jojakim en Joahaz werd als gevangene meegenomen naar Egypte.