3 In die tijd bond Salomo de strijd aan tegen de stad Hamath-Zoba en nam haar in.
4 In het woestijngebied bouwde hij de stad Tadmor en hij vestigde steden in Hamath als voorraadplaatsen.
5 Verder versterkte hij de steden Hoog-Bet-Horon en Laag-Bet-Horon door hen te ommuren en de toegangen af te sluiten met zware, goed vergrendelde poorten.
6 Ook bouwde hij in die tijd Baälath en andere voorraadplaatsen en bovendien speciale steden voor zijn strijdwagens en paarden. Hij bouwde naar hartelust in Jeruzalem, de Libanon en alle andere gebieden waar hij het voor het zeggen had.
7-8 De Hethieten, Amorieten, Perizzieten, Chiwwieten en de Jebusieten, de nakomelingen van de volken die niet volledig door de Israëlieten waren uitgeroeid, werden tot dwangarbeid verplicht.
9 De Israëlitische burgers maakte hij echter niet tot slaven. Hij stelde hen te werk als soldaten, officieren en ruiters.
10 Tevens waren tweehonderdvijftig van hen regeringsambtenaren die hielpen bij het besturen van het land.