16 Joab stuurde Uria naar een plek vlakbij de belegerde stad waarvan hij wist dat daar de beste strijders van de vijand stonden opgesteld.
17 Bij een volgende aanval vanuit de stad werd Uria met nog enkele Israëlitische soldaten gedood.
18 Toen Joab David een verslag stuurde over de ontwikkelingen in de strijd,
19-21 zei hij tegen zijn boodschapper: ‘Als de koning nadat u verslag hebt gedaan boos wordt en vraagt: “Waarom zijn de troepen de stad zo dicht genaderd? Wisten zij dan niet dat er vanaf de muren op hen zou worden geschoten? Werd Abimelech, de zoon van Jerubbeset, bij Tebez niet door een vrouw gedood die een molensteen bovenop hem gooide?”, zeg dan tegen hem: “Ook Uria werd gedood.” ’
22 Zo kwam de boodschapper in Jeruzalem aan en vertelde alles aan David.
23 ‘De vijand was erg sterk en deed een uitval,’ zei hij, ‘maar toen wij hem achtervolgden naar de stadspoorten,
24 werden wij beschoten door de mannen op de muren, enkelen van ons werden gedood, ook de Hethiet Uria.’