26 Absalom en zijn mannen sloegen hun kamp op in het land Gilead.
27 Toen David in Machanaïm aankwam, werd hij gastvrij ontvangen door Sobi, de zoon van Nachas uit Rabba, een Ammoniet, en door Machir, de zoon van Ammiël uit Lodebar, en door Barzillai, een Gileadiet uit Rogelim.
28 Zij brachten hem en zijn mannen slaapmatten, schalen, potten en pannen, tarwe, gerst, meel, geroosterd koren, bonen, linzen,
29 honing, boter, schapen en kaas. Want zij zeiden: ‘Na zo'n lange mars door de woestijn zult u wel moe zijn en honger en dorst hebben.’