1 David vroeg daarna aan de Here: ‘Zal ik teruggaan naar Juda?’ En de Here antwoordde: ‘Ga.’ ‘Naar welke stad moet ik gaan?’ vroeg David. ‘Naar Hebron,’ was het antwoord van de Here.
2 Dus verhuisde David met zijn vrouwen Ahinoam en Abigaïl.
3 Ook de mannen die bij hem waren, gingen met hun gezinnen in Hebron wonen.
4 Daar kwamen de leiders van Juda bij David en zalfden hem tot koning over heel Juda. Kort daarop hoorde David dat de mannen van Jabes in Gilead Saul hadden begraven.