26 Abner schreeuwde Joab toe: ‘Moeten onze zwaarden elkaar voor altijd blijven doden? Wanneer zegt u eindelijk uw mensen dat zij moeten ophouden hun broeders te achtervolgen?’
27 Joab riep terug: ‘Ik zweer bij God dat wij vanmorgen de achtervolging al zouden hebben gestaakt, als u dit eerder had gezegd.’
28 Vervolgens blies hij op zijn trompet. Dat was voor zijn mannen het teken de achtervolging te staken.
29 Die nacht trokken Abner en zijn mannen zich terug door het dal van de Jordaan, staken de rivier over en trokken verder tot zij bij Machanaïm aankwamen.
30 Joab en zijn mannen gingen eveneens terug naar huis en toen hij zijn gesneuvelden telde, merkte hij dat naast Asaël slechts negentien mannen gedood waren.
31 Maar onder Abners mannen waren driehonderdzestig doden gevallen, allemaal Benjaminieten.
32 Joab en zijn mannen namen Asaëls lichaam mee naar Bethlehem en begroeven hem naast zijn vader. Daarna trokken zij de hele nacht door en kwamen bij het aanbreken van de morgen in Hebron aan.