5 Allereerst staken zij de Jordaan over en sloegen een kamp op bij Aroër, ten zuiden van de stad die midden in de vallei van Gad ligt, vlakbij Jazer.
6 Daarna gingen zij naar Gilead in het land Tachtim Hodsi, naar Dan-Jaän en zo verder naar Sidon.
7 Vervolgens kwamen zij bij de vesting Tyrus en alle steden van de Chiwwieten en Kanaänieten, vanwaar zij verder trokken naar het Zuiden, naar Juda, tot aan Berseba.
8 Zo trokken zij het hele land door en kwamen na negen maanden en twintig dagen in Jeruzalem terug.
9 Joab rapporteerde de bevolkingsaantallen aan de koning: achthonderdduizend mannen van dienstplichtige leeftijd in Israël en vijfhonderdduizend in Juda.
10 Maar nadat de volkstelling was voltooid, kreeg David last van zijn geweten en zei tegen de Here: ‘Ik heb zwaar gezondigd. Vergeeft U mij alstublieft deze domme en goddeloze daad.’
11 De volgende morgen sprak de Here tegen de profeet Gad, die altijd de woorden van God aan David overbracht. De Here zei tegen Gad: