9 Want Ik heb bevolen dat Israël als graan in een zeef door de andere volken moet worden gezeefd, maar dat daarbij geen enkele goede korrel verloren zal gaan.
10 Maar al deze zondaars onder mijn volk die zeggen: “God laat ons wel ongemoeid,” zullen door het zwaard sterven.
11 Uiteindelijk zal Ik het vervallen huis van David herbouwen, Ik zal de muren herstellen en opbouwen wat is neergehaald, Ik zal het in zijn oude glorie herstellen.
12 Israël zal de rest van Edom en alle volken die Mij toebehoren, in bezit krijgen.’ Want dat heeft de Here gezegd. Hij heeft alles in handen.
13 ‘Er komt een tijd dat de gewassen zo uitbundig zullen groeien dat de boer al gelijk na de oogst weer opnieuw ploegt en dat de terrassen met wijnstokken in de heuvels van Israël zullen druipen van zoete wijn!
14 Ik zal mijn volk Israël weer voorspoed geven en de verwoeste steden zullen worden herbouwd. Mijn volk zal ze weer gaan bewonen. Het zal wijngaarden en tuinen aanleggen, hun gewassen eten en hun wijn drinken.
15 Ik zal het stevig planten in het land dat Ik het heb gegeven, het zal niet opnieuw ontworteld raken,’ zegt de Here, uw God.