14 ‘Sadrach, Mesach en Abednego, is het waar dat u mijn goden niet wilt vereren en het gouden beeld niet wilt aanbidden?
15 Ik geef u nog één kans. Maar dan moet u zich bij het horen van de eerste tonen wel op de grond laten vallen en het beeld aanbidden. Doet u dat niet, dan zult u ogenblikkelijk in de brandende oven worden gegooid. En welke god zou u dan uit mijn handen kunnen redden?’
16 De drie mannen antwoordden: ‘Wij vinden het niet nodig uw vraag te beantwoorden.
17 Onze God, die wij vereren, is in staat ons te redden uit de brandende oven en uit uw macht, majesteit.
18 Maar ook als Hij dat niet doet, kunt u er zeker van zijn dat wij uw goden niet zullen vereren en uw gouden beeld niet zullen aanbidden!’
19 Nebukadnezar werd razend op Sadrach, Mesach en Abednego. Zijn gezicht vertrok van woede. Hij beval dat de oven zevenmaal heter dan gewoonlijk moest worden opgestookt.
20 Hij droeg een paar van de sterkste mannen uit zijn leger op Sadrach, Mesach en Abednego vast te binden en in de brandende oven te gooien.