5 straks zult u de muziek horen van hoorn, fluit, citer, luit, harp, doedelzak en van allerlei andere instrumenten. En zodra die muziek begint te spelen, moet u zich languit op de grond werpen en koning Nebukadnezars gouden beeld aanbidden.
6 Ieder die niet neervalt om te aanbidden, zal ogenblikkelijk in de brandende oven worden gegooid.’
7 Bij het horen van de eerste tonen wierp dus iedereen, ongeacht zijn volk, taal of godsdienst, zich op de grond en aanbad het beeld.
8 Maar enige hoge functionarissen gingen naar de koning en dienden een aanklacht in tegen enkele Judeeërs die weigerden het beeld te aanbidden!
9 ‘Majesteit,’ zeiden zij,
10 ‘u hebt bevel gegeven dat iedereen zich op de grond moet laten vallen en het gouden beeld aanbidden, zodra de muziek begint te spelen.
11 Wie dat niet doet, zal in de brandende oven worden gegooid.