13 Daniël werd in allerijl naar de koning gebracht en de vorst vroeg: ‘Bent u de Daniël die mijn vader uit Juda heeft weggevoerd?
14 Ik heb gehoord dat de geest van de goden in u woont en dat u beschikt over een bijzondere verlichting, een groot verstand en erg veel wijsheid.
15 Mijn wijze mannen en bezweerders zijn bij mij geweest en hebben geprobeerd de woorden op de muur te lezen en die aan mij te verklaren, maar zij waren daartoe niet in staat.
16 Ik heb echter gehoord dat u allerlei geheimen kunt ontsluieren. Welnu, als u mij de betekenis van deze woorden kunt uitleggen, zult u worden gekleed in purperen kleren en een gouden ketting om uw hals krijgen. Bovendien zult u als derde man regeren over mijn rijk.’
17 Daniël antwoordde: ‘Geef uw geschenken maar aan een ander. Ik zal u evengoed wel vertellen wat daar staat en wat het betekent.
18 Majesteit, God, de Allerhoogste, heeft uw vader Nebukadnezar een koninkrijk en eer, luister en majesteit geschonken.
19 Hij schonk hem zoveel macht dat alle volken ter wereld voor hem beefden van angst en ontzag. Hij doodde wie hij wilde en spaarde wie bij hem in de gunst stond. Naar zijn believen werden mensen verhoogd of vernederd.