19 Hij schonk hem zoveel macht dat alle volken ter wereld voor hem beefden van angst en ontzag. Hij doodde wie hij wilde en spaarde wie bij hem in de gunst stond. Naar zijn believen werden mensen verhoogd of vernederd.
20 Maar toen hij trots en overmoedig werd, is hij van de troon gestoten en van zijn eer beroofd.
21 Hij werd verstoten uit de samenleving en zijn innerlijk veranderde in dat van een dier. Hij woonde bij de wilde ezels, at gras als een koe en zijn lichaam werd nat van de dauw uit de hemel. Dat bleef zo tot hij erkende dat God, de Allerhoogste, de opperheerschappij voert over alle koninkrijken op aarde en dat Hij daarin aanstelt wie Hij wil.
22 U, zijn zoon Belsazar, was van dit alles op de hoogte, maar u hebt u desondanks niet vernederd.
23 Want u hebt zich boven de Here van de hemel willen verheffen en u hebt deze bekers, die uit zijn tempel afkomstig zijn, hier laten brengen. U en uw hoge ambtenaren, vrouwen en bijvrouwen hebben daaruit wijn gedronken en het glas geheven op uw afgoden, die niet kunnen zien of horen of iets begrijpen. Maar u hebt niet de God vereerd die uw adem in zijn hand heeft en over uw levenslot beschikt.
24-25 Daarom heeft God deze vingers gestuurd om deze boodschap op te schrijven: “Mene, mene, tekel ufarsin.”
26 De uitleg is: “Mene” betekent “geteld”: God heeft de dagen van uw regering geteld en zij zijn ten einde.