1 Na de dood van Belsazar kwam Darius, de Meder aan de macht. Hij was toen tweeënzestig jaar.
2 Hij benoemde honderdtwintig gouverneurs die ieder een deel van het rijk moesten besturen.
3 Zij waren verantwoording verschuldigd aan drie onderkoningen, van wie Daniël er een was. Zo ontstond een doeltreffende regeringsstructuur.
4 Al gauw bleek dat Daniël met kop en schouders uitstak boven de beide andere onderkoningen en de gouverneurs. Hij bleek buitengewoon begaafd. De koning dacht er zelfs over hem de hoogste post in het koninkrijk te geven.