1 ‘U moet de Here, uw God, liefhebben en al zijn geboden gehoorzamen.
2 Luister! Ik heb het niet tegen uw kinderen, die de straffen van de Here nooit hebben ondergaan en die zijn grootheid en vreselijke macht nooit hebben gezien.
3 Zij waren geen getuigen van de wonderen die Hij in Egypte deed tegen de farao en zijn hele land.
4 Zij hebben niet gezien wat God deed met de legers van Egypte, met hun paarden en strijdwagens, hoe Hij hen in de Rietzee liet verdrinken terwijl zij u achtervolgden en hoe de Here hen machteloos heeft laten staan tegenover u tot op de dag van vandaag!
5 Zij hebben niet gezien hoe de Here steeds weer voor u zorgde gedurende al die jaren dat u in de woestijn rondzwierf tot uw aankomst hier.