2 u moet alle heiligdommen van andere volken vernietigen, waar u ze ook maar vindt: hoog in de bergen, op de heuvels of onder bladerrijke bomen.
3 Breek de altaren af, sla de gewijde stenen kapot, verbrand de gewijde palen, hak de afgodsbeelden om en laat niets staan dat aan hun bestaan herinnert!
4-5 U mag uw God niet zomaar ergens offers brengen. Nee, u moet naar zijn huis komen dat Hij voor Zichzelf zal bouwen op een plaats die Hij Zelf kiest.
6 Daar zult u de Here uw brandoffers en andere offers brengen, uw tienden, de extra bijdragen, de offers waarmee u een belofte inlost, uw vrijwillige offers en uw offers van het eerstgeborene van uw runderen en schapen.
7 Daar moeten u en uw gezinnen de feesten voor de Here, uw God, vieren en uw blijdschap uiten over alles wat Hij voor u heeft gedaan.
8 U zult niet langer uw eigen zin doen, zoals tot nu toe; iedereen doet nu wat hij denkt dat goed is.
9 Want deze wetten gaan pas in als u bent aangekomen op de plaats van rust die de Here u zal geven.