1 ‘Denk eraan dat de priesters en de andere leden van de stam Levi geen grondgebied krijgen zoals de andere stammen. Daarom moeten zij leven van de offers die het volk naar het altaar van de Here brengt.
2 Zij hebben geen erfelijk bezit nodig, want de Here is hun erfdeel! Dat heeft Hij hun beloofd.
3 De schouder, de wangen en de maag van elk rund en elk schaap, dat als offer wordt gebracht, moeten aan de priesters worden gegeven.
4 Bovendien ontvangen de priesters hun aandeel van de oogst die u de Here als dankoffer brengt, het eerste koren, de nieuwe wijn, de olijfolie en de eerste wol van het schaapscheren.
5 Want de Here, uw God, heeft de stam Levi uit alle stammen gekozen om de Here van generatie op generatie te dienen.