1 ‘Als—eenmaal aangekomen in het beloofde land—ergens in het veld een vermoorde man wordt gevonden en niemand heeft de moordenaar gezien,
2 moeten de leiders en rechters bepalen welke stad het dichtst bij de plek van de misdaad ligt.
3 Daarna zullen de leiders van die stad een jonge koe nemen die nog nooit een juk heeft gedragen, en haar naar een dal brengen waar stromend water is.
4 Een dal dat niet is geploegd of ingezaaid. In dat dal moeten zij de koe de nek breken.
5 Daarna zullen de priesters erbij komen, want de Here, uw God, heeft hen gekozen om Hem te dienen, zijn zegeningen uit te spreken en te oordelen over rechtzaken en straffen.
6 De leiders van de stad zullen daarna hun handen wassen boven de jonge koe