3 Daarna zullen de leiders van die stad een jonge koe nemen die nog nooit een juk heeft gedragen, en haar naar een dal brengen waar stromend water is.
4 Een dal dat niet is geploegd of ingezaaid. In dat dal moeten zij de koe de nek breken.
5 Daarna zullen de priesters erbij komen, want de Here, uw God, heeft hen gekozen om Hem te dienen, zijn zegeningen uit te spreken en te oordelen over rechtzaken en straffen.
6 De leiders van de stad zullen daarna hun handen wassen boven de jonge koe
7 en zeggen: “Onze handen hebben dit bloed niet vergoten, onze ogen hebben deze misdaad niet zien gebeuren.
8 Och Here, vergeef uw volk Israël dat U hebt verlost. Beschuldig het niet van de moord op een onschuldige man.”
9 Zo zult u de schuld uit uw midden wegdoen door deze aanwijzingen van de Here uit te voeren.