5 Maar de Here, uw God, heeft niet naar Bileam geluisterd; integendeel, Hij veranderde de vloek voor u in een zegen omdat de Here, uw God, van u houdt.
6 U mag, zolang u leeft, nooit proberen de Ammonieten of Moabieten op welke manier dan ook te helpen.
7 Maar kijk niet neer op de Edomieten en de Egyptenaren, de Edomieten zijn immers uw broeders en u hebt lange tijd onder de Egyptenaren geleefd.
8 De achterkleinkinderen van de Egyptenaren en Edomieten die bij u wonen, mogen het heiligdom van de Here wel betreden.
9 Als u ten strijde trekt, moet u ervoor zorgen dat er in het kamp geen onreinheden voorkomen.
10 Iedere man die 's nachts onrein wordt door een zaadlozing, moet het kamp verlaten
11 en buiten blijven tot de avond, daarna moet hij zich baden en bij zonsondergang weer terugkeren in het kamp.