63 De Here was blij met u, heeft veel prachtige dingen voor u gedaan en u tot een groot volk gemaakt. Maar Hij zal net zo blij zijn als Hij u vernietigt en u uit het beloofde land verdwijnen zult.
64 Want de Here zal u verspreiden onder de volken van het ene tot aan het andere einde van de aarde. Daar zult u heidense goden aanbidden die u en uw voorouders voor die tijd niet kenden, goden van hout en steen!
65 Daar bij die volken zult u geen rust vinden. De Here zal u bevende harten geven.
66 U zult voortdurend in levensgevaar verkeren. Dag en nacht zult u bang zijn uw leven te verliezen en elke avond zult u zich angstig afvragen of u het aanbreken van de morgen nog zult meemaken.
67 's Morgens zult u zeggen: “Was het maar nacht!” En 's avonds zult u zeggen: “Was het maar ochtend!” Die vreselijke angst zal u geen moment loslaten.
68 Dan zal de Here u in schepen terugsturen naar Egypte, een reis waarvan ik u beloofde dat u hem nooit meer zou hoeven te maken. En daar zal men u als slaven aan uw vijanden willen verkopen, maar niemand zal u willen kopen.’