10 U allen—uw leiders, het volk, uw rechters en uw ambtenaren—staat vandaag voor de Here uw God.
11 Samen met uw kleine kinderen, uw vrouwen, de vreemdelingen die bij u wonen en zij die uw hout hakken en uw water dragen.
12 U staat op het punt een verbond te sluiten met de Here uw God. Een verbond dat Hij vandaag met u sluit. Als u dit verbond verbreekt, weet u welke vervloekingen u te wachten staan.
13 Hij zal u vandaag bevestigen als zijn volk en wil duidelijk maken dat Hij uw God is, net zoals Hij het heeft gezworen aan uw voorouders Abraham, Isaak en Jakob.
14-15 Dit verbond en bijbehorende vervloekingen gelden niet alleen voor u, zoals u hier vandaag voor Hem staat, maar ook voor alle toekomstige generaties van Israëlieten.
16 U herinnert zich dat wij in Egypte leefden en hoe wij daarna door de gebieden van andere volken kwamen:
17 u hebt hun heidense afgoden van hout, steen, zilver en goud gezien.