1 ‘Als al deze dingen over u komen, de zegeningen en vervloekingen die ik heb opgenoemd, zult u tot het juiste inzicht komen terwijl u onder de volken leeft waarheen de Here u heeft verdreven.
2 En als u in die tijd naar de Here, uw God, wilt terugkeren en u en uw kinderen zijn begonnen met heel hun hart de wetten en regels die ik u vandaag geef, te gehoorzamen,
3 dan zal de Here, uw God, u uit uw gevangenschap redden. Hij zal u genade schenken, naar u toekomen en u bijeenbrengen uit alle volken waaronder Hij u heeft verspreid.
4 Ook al zou u zich in de verste uithoeken van het heelal bevinden, Hij zal u vinden en terugbrengen naar het land van uw voorouders.
5 Hij zal ervoor zorgen dat het u goed gaat, nog meer dan uw voorouders, en u in aantal doen toenemen.
6 Hij zal de harten van u, uw kinderen en uw kleinkinderen reinigen, zodat u weer met hart en ziel van de Here, uw God, kunt houden. Zo zal Israël weer tot leven komen!