3 U hebt gezien wat de Here u aandeed bij Baäl-Peor, waar Hij velen doodde omdat zij afgoden vereerden.
4 Maar ieder die de Here toen trouw bleef, is op dit moment nog in leven.
5 Dit zijn de wetten die u moet naleven in het land waarin u voortaan zult wonen. Zij komen van de Here, uw God. Hij heeft ze mij gegeven om ze aan u door te geven.
6 Als u ze naleeft, zult u de naam krijgen een wijs en intelligent volk te zijn. Als de omringende volken van deze wetten horen, zullen zij uitroepen: “Geen ander volk is zo wijs en verstandig als Israël!”
7 Is er ergens een volk dat zijn goden zó dichtbij zich heeft zoals wij de Here, onze God, die wij altijd kunnen aanroepen?
8 Welk ander groot volk heeft zulke rechtvaardige wetten als die ik u vandaag geef?
9 Zorg ervoor dat u nooit vergeet wat God voor u heeft gedaan en waarvan u getuige was. Laten zijn wonderen een diepe en blijvende invloed op uw leven hebben. Vertel uw kinderen en kleinkinderen over de machtige wonderen die Hij deed.