3 Ja, Hij maakte u nederig door u honger te laten lijden en daarna manna te eten te geven, voedsel dat u en uw voorouders voor die tijd niet kenden. Hij deed dat om u te laten weten dat eten niet het belangrijkste is, maar dat de mens ook leeft van ieder woord dat God spreekt.
4 Al die jaren zijn uw kleren niet versleten en uw voeten niet gewond of opgezwollen.
5 Daarom moet u begrijpen dat net zoals een vader zijn zoon straft, de Here u straft om u te helpen.
6 Gehoorzaam de wetten van de Here, uw God. Volg zijn weg en heb ontzag voor Hem.
7 Want de Here, uw God, brengt u naar een goed land met beken, bronnen en meren in heuvels en dalen.
8-9 Het is een land van tarwe en gerst, van wijnstokken, vijgenbomen en granaatappels, olijven en honing, het is een land met voldoende voedsel, waar u niets te kort zult komen. Het is een land waar ijzer net zo gewoon is als steen en waar de bergen vol zitten met koper.
10 Als u verzadigd bent, zult u de Here, uw God, prijzen voor het goede land dat Hij u heeft gegeven.