2 Voor de paleispoort bleef hij staan, want het was verboden in rouwkleding het paleis binnen te gaan.
3 In alle gewesten waar het besluit van de koning bekend was geworden, verkeerden de Joden in diepe rouw. Zij vastten, huilden en jammerden. Velen sliepen op een bed, gemaakt van zakken en as.
4 Toen Esthers dienaressen en hovelingen haar vertelden van Mordechai's gedrag, schrok zij hevig. Zij stuurde hem onmiddellijk andere kleren om de rouwkleding te vervangen. Maar hij weigerde deze aan te nemen.
5 Toen liet zij Hathach komen, een van de hovelingen van de koning die was aangesteld als haar bediende. Zij droeg hem op Mordechai te vragen wat er aan de hand was en wat zijn gedrag te betekenen had.
6 Hathach ging naar het plein voor de paleispoort waar Mordechai stond.
7 Mordechai vertelde hem het hele verhaal. Hij noemde ook precies het bedrag dat Haman had beloofd aan de koninklijke schatkist te zullen schenken voor het uitmoorden van de Joden.
8 Ook gaf hij Hathach een afschrift van het koninklijk besluit om de Joden uit te roeien. ‘Laat dit aan Esther zien,’ zei hij. ‘Leg haar uit wat er is gebeurd. Laat haar naar de koning gaan en hem om genade smeken voor haar volk.’