9 Hathach bracht Mordechai's woorden over aan Esther.
10 Zij stuurde hem opnieuw naar Mordechai met de volgende boodschap:
11 ‘Iedereen weet dat als iemand, man of vrouw, zonder geroepen te zijn naar de koning gaat in de binnenste voorhof, hij gedoemd is te sterven. Tenzij de koning hem zijn gouden scepter aanreikt, dan is zijn leven veilig. Het is nu al een maand geleden sinds ik bij de koning ben geroepen.’
12 Mordechai liet het volgende antwoord geven:
13 ‘Denk je dat jij in het paleis aan de dood zult ontsnappen, terwijl alle andere Joden worden vermoord?
14 Als jij in een tijd als deze blijft zwijgen, zullen wij wel op een andere manier gered worden. Maar jij en je familie zullen omkomen. En wie weet of jij niet juist met het oog op deze tijd in het paleis bent terechtgekomen?’
15 Toen liet Esther aan Mordechai zeggen: