18 Maar de Joden in Susan gingen ook de tweede dag nog door met het doden van hun vijanden. Zij rustten pas de dag erna en vierden toen feest.
19 Daarom vieren de Joden die niet in een ommuurde stad wonen, jaarlijks die tweede dag als feestdag. Dat is een blijde dag waarop zij elkaar geschenken sturen.
20 Mordechai schreef al deze gebeurtenissen op. Hij stuurde brieven naar de Joden in alle gewesten van koning Ahasveros, zowel dichtbij als veraf.
21 Daarin spoorde hij hen aan jaarlijks de veertiende en de vijftiende dag van die maand tot feestdagen uit te roepen.
22 Dit waren de dagen waarop de Joden werden verlost van hun vijanden. In deze maand werden rouw en verdriet veranderd in vreugde. De Joden moesten feestvieren, elkaar geschenken sturen en giften geven aan de armen.
23 Zij stemden in met Mordechai's voorstel en begonnen deze dagen jaarlijks te vieren.
24 Zo hielden zij de herinnering levend aan de tijd waarin de jodenhater Haman, de zoon van de Agagiet Hammedata, zich wilde wreken op de Joden. Hij had het plan beraamd alle Joden te vermoorden op een dag die werd bepaald door het werpen van het lot, ook wel ‘poer’ genoemd.