1 Op de eenentwintigste dag van de zevende maand in datzelfde jaar
2 sprak de Here weer tegen zijn volk door middel van de profeet Haggai.
3 Haggai moest aan gouverneur Zerubbabel en hogepriester Jozua en iedereen die was overgebleven in het land, vragen:
4 ‘Wie van u kan zich herinneren hoe de tempel er vroeger uitzag? Was hij niet prachtig? Maar wat vindt u er nu van? Er moet aan deze tempel nog heel wat verbeterd worden!
5 Maar, Zerubbabel, houd de moed erin. En Jozua en alle anderen, laat u niet ontmoedigen en ga aan de slag, want Ik ben met u,’ zegt de Here van de hemelse legers.
6 ‘Toen u uit Egypte trok, heb Ik beloofd dat mijn Geest altijd bij u zou zijn. Wees daarom niet bang.
7 Binnen zeer korte tijd zal Ik de hemel en de aarde, de zee en het vasteland laten beven.