11 Maar de bewoners van de landen die zich aan de koning van Babel onderwerpen, zullen in hun eigen land mogen blijven en hun land net als altijd mogen bebouwen.” ’
12 Jeremia herhaalde al deze profetieën voor koning Zedekia van Juda. ‘Als u in leven wilt blijven, moet u zich onderwerpen aan de koning van Babel,’ zei hij.
13 ‘Waarom zouden u en uw volk sterven? Waarom zou u kiezen voor oorlog, hongersnood en ziekten die de Here heeft aangekondigd voor elk land dat weigert zich te onderwerpen aan de koning van Babel?
14 Luister niet naar de valse profeten die volhouden dat de koning van Babel u niet zal overwinnen, want zij zijn leugenaars.
15 “Ik heb hen niet gestuurd,” zegt de Here, “en zij vertellen u leugens in mijn naam. Als u er de voorkeur aan geeft hen te geloven, zal Ik u uit uw land verdrijven en u zult omkomen, u en al die zogenaamde profeten.” ’
16 Ik sprak steeds weer met de priesters en het hele volk en vertelde hun: ‘De Here zegt: “Luister niet naar uw profeten die beweren dat de gouden schalen die uit de tempel werden geroofd, binnenkort uit Babel terugkomen. Dat is een leugen.
17 Luister niet naar hen. Geef u over aan de koning van Babel, dan zult u blijven leven. Anders wordt de hele stad verwoest.”