6 Zo ga Ik nu al uw landen geven aan mijn dienaar, koning Nebukadnezar van Babel. Ik zal hem zelfs laten heersen over de wilde dieren.
7 Alle volken zullen hem, zijn zoon en zijn kleinzoon dienen, totdat zijn tijd om is. Dan zullen vele volken en grote koningen Babel veroveren en het tot hun slaaf maken.
8 Onderwerp u aan hem en dien hem, buig uw koppige nek onder het Babylonische juk! Ik zal elk volk dat weigert zijn slaaf te zijn, straffen. Ik zal oorlog, hongersnood en ziekten op dat land loslaten tot hij het totaal heeft vernietigd.
9 Luister niet naar uw valse profeten, waarzeggers, dromers en tovenaars, die zeggen dat de koning van Babel u niet tot slaven zal maken.
10 Het zijn allemaal leugenaars. Als u hun raad opvolgt en weigert u te onderwerpen aan de koning van Babel, zal Ik u uit uw land jagen en naar een ver land sturen om daar te sterven.
11 Maar de bewoners van de landen die zich aan de koning van Babel onderwerpen, zullen in hun eigen land mogen blijven en hun land net als altijd mogen bebouwen.” ’
12 Jeremia herhaalde al deze profetieën voor koning Zedekia van Juda. ‘Als u in leven wilt blijven, moet u zich onderwerpen aan de koning van Babel,’ zei hij.