11 ‘Als het erop aankomt, is het ontrouwe Israël minder schuldig dan het bedrieglijke Juda!
12 Daarom moet u naar het noorden gaan en tegen Israël zeggen: Israël, mijn zondige volk, kom weer terug bij Mij, want Ik ben genadig, Ik zal niet altijd toornig op u blijven.
13 Erken dat u schuldig bent, geef toe dat u opstandig bent geweest tegen de Here, uw God, en overspel pleegde door onder elke boom afgoden te aanbidden, beken dat u weigerde Mij te volgen.
14 O zondige kinderen, kom tot inkeer, want Ik ben uw meester en zal u terugbrengen naar het land Israël, één uit elke stad en twee uit elk geslacht, waar u ook bent.
15 Ik zal u leiders naar mijn hart geven, die u zullen leiden met kennis en verstand.
16 Dan, als uw land opnieuw bevolktis,’ zegt de Here, ‘zult u niet langer verlangen naar die goede oude tijd, toen u de ark van Gods verbond in uw midden had. Niemand zal die tijd missen of eraan terugdenken en er zal ook geen nieuwe ark worden gemaakt,
17 want de Here zal Zelf bij u zijn en de hele stad Jeruzalem zal bekendstaan als de Troon van de Here en alle volken zullen daar samenkomen om de naam van de Here te loven. Zij zullen niet langer hun eigen zondige verlangens volgen.