1 Jeremia zat nog steeds gevangen, toen de Here hem daar deze tweede boodschap stuurde:
2 ‘De Here, die de schepper van hemel en aarde is en wiens naam Here is, zegt:
3 “Vraag Mij en Ik zal u enkele wonderlijke geheimen vertellen.
4 Want ook al is het paleis van de koning en huizen in de stad gesloopt voor materiaal om de muren te versterken tegen de aanvallen van de vijand,
5 toch zullen de Babyloniërs binnenkomen. Alle huizen van deze stad zullen vol liggen met de lijken van de mannen van wie ik besloten heb hen in mijn vreselijke toorn te vernietigen. Ik heb Mij afgekeerd van deze stad om haar goddeloosheid en zal geen medelijden tonen als zij om hulp schreeuwt.
6 Maar toch komt er een tijd dat Ik de schade die aan Jeruzalem is toegebracht, zal herstellen en haar weer welvaart en vrede zal geven.
7 Ik zal de steden van Juda en Israël weer opbouwen, de mensen weer terugbrengen en hun bezittingen herstellen.