11 Toen Michaja, de zoon van Gemarja, de zoon van Safan, de boodschappen van de Here hoorde voorlezen,
12 ging hij naar het paleis, waar op dat moment de raadgevers van de koning in een vergaderkamer bijeen waren. Daar bevonden zich onder anderen de secretaris Elisama; Delaja, de zoon van Semaja; Elnathan, de zoon van Achbor; Gemarja, de zoon van Safan; Zedekia, de zoon van Hananja.
13 Toen Michaja hun vertelde over de boodschappen die hij Baruch de mensen had horen voorlezen,
14-15 stuurden zij Jehudi, de zoon van Nethanja, de zoon van Selemja, de zoon van Kuschi, naar Baruch toe om hem te vragen ook hun de boodschappen voor te lezen. Baruch voldeed aan dat verzoek.
16 Hoe meer Baruch vorderde, hoe banger de mannen werden. ‘Dit moeten wij de koning melden,’ zeiden zij.
17 ‘Maar vertel ons eerst hoe u aan deze boodschappen komt. Heeft Jeremia die zelf aan u gedicteerd?’
18 Baruch legde uit dat Jeremia ze hem woord voor woord had gedicteerd en dat hij ze met inkt op de boekrol had geschreven.