5 Toen het leger van farao Hofra van Egypte bij de zuidelijke grens van Juda aankwam om de belegerde stad Jeruzalem te ontzetten, trokken de Babyloniërs zich terug.
6 De Here stuurde daarop Jeremia de volgende boodschap:
7 ‘De Here, de God van Israël, zegt: “Vertel de koning van Juda, die u naar Mij toestuurde om te vragen wat er gaat gebeuren, dat het leger van de farao u wel kwam helpen, maar dat het ook weer naar Egypte zal terugkeren!
8 De Babyloniërs zullen daarna terugkomen en Jeruzalem innemen en platbranden.
9 Misleid uzelf niet door te denken dat de Babyloniërs niet zullen terugkomen. Ze komen zeker terug!
10 Ook al zou u het hele Babylonische leger vernietigen, zodat slechts een handvol gewonden zou overblijven, dan nog zouden die uit hun tenten komen en de stad platbranden!” ’
11 Toen het Babylonische leger het beleg van Jeruzalem opgaf omdat het leger van de farao in aantocht was,