10 Ismaël nam de dochters van de koning gevangen, evenals al de mensen die Nebuzaradan onder de hoede van Gedalja in Mispa had achtergelaten. Korte tijd later vertrok hij met hen allen naar het land van de Ammonieten.
11 Maar toen Johanan, de zoon van Karéah, en de andere verzetsmensen hoorden wat Ismaël had gedaan,
12 gingen zij hem met al hun manschappen achterna om tegen hem te vechten. De twee groepen ontmoetten elkaar bij het meer van Gibeon.
13-14 Toen de gevangenen van Ismaël Johanan en zijn mannen zagen aankomen, schreeuwden zij van vreugde en sloten zich direct bij hen aan.
15 Ismaël ontsnapte ondertussen met acht van zijn mannen naar het land van de Ammonieten.
16-17 Daarop gingen Johanan en zijn mannen naar het dorp Geruth-Kimham, dichtbij Bethlehem. Zij namen alle bevrijde mensen met zich mee, soldaten, vrouwen, kinderen en regeringsfunctionarissen. Ze gingen met hen naar Egypte,
18 want zij waren bang voor wat de Babyloniërs zouden doen als die hoorden dat Ismaël gouverneur Gedalja had vermoord. Deze was tenslotte persoonlijk benoemd door de koning van Babel.