1 Hier volgt wat de Here aan Jeremia doorgaf met betrekking tot andere volken.
2 Dit is wat de Here doorgaf over Egypte, na de slag bij Karkemis, waar het leger van farao Necho bij de Eufraat werd verslagen door koning Nebukadnezar van Babel. Dat gebeurde in het vierde regeringsjaar van koning Jojakim van Juda, de zoon van Josia:
3 ‘Neem al uw schilden en trek ten strijde, Egyptenaren!
4 Maak uw paarden klaar en stijg op. Neem uw posities in, zet uw helmen op, slijp uw speren en doe uw wapenrusting aan.
5 Maar kijk! Het Egyptische leger slaat in paniek op de vlucht, verslagen rennen de dapperste soldaten weg zonder achterom te kijken. Ja, ze zullen verlamd zijn van angst,’ zegt de Here.
6 ‘Zelfs de snelsten kunnen niet ontsnappen, evenmin als de sterksten. In het noorden, langs de Eufraat, zullen zij struikelen en vallen.
7 Wat is dat voor een machtig leger, oprijzend als de Nijl, die bij vloed al het land overstroomt?