6 ‘Zelfs de snelsten kunnen niet ontsnappen, evenmin als de sterksten. In het noorden, langs de Eufraat, zullen zij struikelen en vallen.
7 Wat is dat voor een machtig leger, oprijzend als de Nijl, die bij vloed al het land overstroomt?
8 Het is het Egyptische leger dat brult dat het de aarde zal overstromen als een stormvloed, de steden zal verwoesten en elke tegenstander vernietigen.
9 Kom dan maar, paarden, strijdwagens en dappere soldaten van Egypte! Kom op, mannen uit Kus en Put, die het schild hanteren en de boog spannen!
10 Want dit is de dag van de Here, de God van de hemelse legers, een dag van wraak op zijn vijanden. Het zwaard zal verslinden tot het doordrenkt, ja, dronken is van uw bloed, want de Here, de God van de hemelse legers, zal vandaag slachtoffers maken in het noordelijke land aan de oevers van de Eufraat!
11 Ga naar Gilead om zalf te halen, volk van Egypte! Maar al gebruikt u nog zoveel geneesmiddelen, voor u bestaat geen genezing.
12 De volken hebben gehoord over uw schande. De aarde is gevuld met uw kreten van vertwijfeling en verslagenheid, uw beste soldaten zullen over elkaar struikelen en samen vallen.’