25 De Here heeft zijn arsenaal geopend en de wapens van zijn toorn tevoorschijn gehaald. De straf die over Babel komt, zal het werk zijn van de Here, de God van de hemelse legers.
26 Ja, val haar aan vanuit verre landen, breek haar opslagplaatsen open, maak haar muren en huizen met de grond gelijk en verwoest haar helemaal. Laat niets heel.
27 Zelfs haar jonge vee niet! Dood alles! De tijd is gekomen om Babel te straffen.
28 Maar mijn volk zal vluchten, de mensen zullen ontsnappen naar hun eigen land en daar vertellen hoe de Here, hun God, in zijn toorn wraak neemt op degenen die zijn tempel hebben verwoest.
29 Laat een oproep uitgaan voor boogschutters om naar Babel te komen, omsingel de stad, zodat niemand kan ontkomen. Behandel haar zoals zij anderen behandelde, want zij heeft zich verzet tegen de Here, de Heilige van Israël.
30 Haar mannen zullen in de straten neervallen en sterven, al haar strijders zullen worden gedood,’ zegt de Here.
31 ‘Want kijk, Ik ben tegen u. U bent een arrogant volk en nu is de dag van de afrekening gekomen.