3 De vijandelijke schutters zullen hun bogen spannen, zij zullen hun wapenuitrusting aandoen. Niemand zal worden gespaard, jong en oud wordt vernietigd.
4 Zij zullen stervend neervallen in het land van de Chaldeeën en worden doodgeslagen in de straten.
5 Want de Here, de God van de hemelse legers, heeft Israël en Juda niet vergeten. Hij is nog steeds hun God, ondanks al hun zonden.
6 Vlucht uit Babel! Red uzelf! Als u blijft, zult u worden vernietigd wanneer God wraak neemt vanwege alle zonden.
7 Babel was eens een gouden beker in de handen van de Here. Een beker waaruit Hij de hele wereld liet drinken en die de volken dronken, ja zelfs waanzinnig maakte.
8 Maar nu is Babel plotseling ook gevallen. Huil om haar en geef haar medicijnen, misschien is zij nog te genezen.’
9 Wij zouden haar helpen als wij konden, maar niets kan haar nu nog redden. Laat haar maar gaan. Verlaat haar en ga terug naar uw eigen land, want God veroordeelt en straft haar vanuit de hemel.