2 Jeruzalem, u bent mooi en kwetsbaar, hulpeloos als een meisje, maar u bent ten dode opgeschreven.
3 Als herders zullen de legers u omringen. Zij zullen hun kamp rond uw stad opslaan en uw weiden verdelen voor hun kuddes.
4 Kijk eens hoe zij zich rond het middaguur klaarmaken voor de strijd. De schaduwen van de avond overvallen hen echter al gauw en het wordt te laat voor de strijd.
5 ‘Vooruit,’ zeggen zij, ‘laten we dan maar vannacht aanvallen en haar paleizen verwoesten!’
6 Want de Here van de hemelse legers heeft tegen hen gezegd: ‘Hak haar bomen om en gebruik die om een wal op te werpen tegen de muren van Jeruzalem. Dit is de stad die moet worden gestraft, want zij is vol onderdrukking.
7 Het kwaad spuit uit haar op als water uit een fontein! In haar straten weerklinken de geluiden van het geweld, haar ziekte en wonden staan Mij dag en nacht voor ogen.
8 U bent gewaarschuwd, Jeruzalem. Als u niet luistert, zal Ik u in de steek laten en uw land tot een onbewoonbaar gebied maken.