1 Ik wilde wel dat mijn ogen fonteinen van tranen waren, dan zou ik dag en nacht huilen om de gesneuvelden van mijn volk!
2 Och, kon ik maar weggaan, hen vergeten en in een hut in de woestijn gaan wonen, want het zijn allemaal echtbrekers en verraders.
3 ‘Zij buigen hun tongen als bogen om hun leugens als pijlen weg te schieten. Zij besturen het land onrechtvaardig en gaan van kwaad tot erger, zij geven niets om Mij,’ zegt de Here.
4 ‘Pas op voor uw buurman! Kijk uit voor uw broer! Zij geven niets om een ander en verspreiden gemene leugens.