1 Zofar uit Naäma zei:
2 ‘Ik zal snel reageren, want ik ben geschokt.
3 Je beledigt mij met je verwijt en mijn verstand zegt me dat ik daarop moet antwoorden.
4-5 Je weet toch dat sinds de mens voor het eerst op aarde verscheen, de blijdschap en de vreugde van de goddelozen een kort leven zijn beschoren?
6 Ook al reikt de trots van de goddeloze zo hoog als de hemelen en loopt hij met zijn neus in de lucht,
7 toch zal hij voor eeuwig omkomen en worden weggeworpen zoals zijn uitwerpselen. Zij die hem kenden, zullen zich afvragen waar hij is gebleven.
8 Als een droom zal hij vervagen, als een visioen plotseling verdwijnen.